Herinneringen van een "Oorlogskind"

Herinneringen van een "Oorlogskind"

Cees de Vries


EUR 19,90

Formaat: 13,5 X 21,5
Pagina aantal: 284
ISBN: 978-3-99064-273-3
Publicatie datum: 22.05.2018
Cees de Vries beschrijft de periodes in zijn leven die gekenmerkt worden door tweede generatie oorlogstrauma en hoe hij dit alles een plaats weet te geven.
Inleiding
Ik herinner me tijdens de gesprekken met mijn zoon mijn weggestopte oorlogstrauma. Alles kwam weer naar boven in mijn gedachten.
Ik werd hier emotionele door overrompeld, en barstte zelfs in een huilbui los, wat ik totaal niet wilde, ik schaamde me er zelfs voor!
Mijn zoon vroeg zich af hoe het toch kon: dat het bij mij zo hoog zat, om hier niet normaal met iemand over te kunnen praten, en daar enorm emotioneel op reageerde. Wat ik vroeger nooit gedaan zou hebben. Ik vertelde mijn zoon dat het mijn wens was om persoonlijk een bezoek te brengen aan het vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau. Elke keer als ik terugdenk aan de oorlog, dat mijn vader me foto’s liet zien van massagraven met stapels lijken, werd ik angstig, ik was pas vier jaar. Die boekjes met gruwelijke foto’s hebben zoveel indruk op me gemaakt. Samen met zijn verhalen heb ik daar een trauma aan overgehouden.
Graag wil ik deze moeilijke periode in mijn kinderjaren, voor eens en altijd een plaats geven nu het nog kan, zonder er angstig over te worden.
Mijn zoon zei: pa, dat gaan we regelen, ik ga met je mee. Ook mijn schoonzoon wilde mee, dat had ik niet verwacht, ik was altijd bang om mijn wens kenbaar te maken aan mijn kinderen. Ik wilde mijn onverwerkte oorlogsangsten niet overbrengen op mijn eigen kinderen, zoals mijn vader en moeder dat wel hebben gedaan. Vaak werd tegen mij gezegd: jij met je oorlog. Als er een oorlogsfilm op de tv was, moest ik hem zien, wat er ook gebeurde, ik leek wel geobsedeerd te zijn door de oorlog. Mijn zoon verdiept zich de laatste tijd enorm in de geschiedenis van de Tweede ‘Wereldoorlog’. Misschien komt het dat hij nu bij bedrijf Rheinmetall-defence werkt, waar gepantserde oorlogsvoertuigen worden gemaakt voor de NAVO. De voormalige oostbloklanden hebben bij hun bedrijf grote orders geplaatst voor hun beveiliging. Voor het maken van oorlogsvoertuigen bestemd voor Polen en Litouwen, in reacties op acties van Poetin door inname van de Krim in Oekraïne. Poetin is bezig met het opnieuw organiseren van een Koude Oorlog in voormalig oostbloklanden, dat benauwt mij ontzettend. Mijn zoon was al een keer vanuit zijn bedrijf naar Berlijn gestuurd, waar een grote NAVO-oefening werd gehouden. Hij moest een gepantserd voertuig (Boxer Crv) repareren waar militairen-monteurs niet uit kwamen, het was een nieuw ontwerp voertuig, waar militairen-monteurs nog weinig ervaring mee hadden.
Mijn zoon stelt elke keer meer vragen over de oorlog dan ik eigenlijk aankan. Ik heb de oorlog geschiedenis ver van mij weggestopt. Ik vaarde om onder mijn dienstplicht uit te komen. Na de bevrijding heb ik minimaal tot het einde van mijn lagere school te maken gehad met mijn oorlogstrauma. De verschrikkelijke en eindeloze verhalen van mijn ouders over de oorlog daar kwam geen eind aan, dag in dag uit werden verhalen aan de etenstafel verteld. Op zestienjarige leeftijd ben ik gaan varen bij de Stoomvaart Maatschappij Nederland. Om niet meer thuis te hoeven zijn, om al die oorlog verhalen aan te horen, ik wilde ze vergeten wat echter niet lukte. Ik wilde het voorgoed achter me laten en wegstoppen en afsluiten. Na jaren blijven varen moest ik op een moment toch de militaire dienst in om mijn dienstplicht te vervullen, doordat mijn militaire vrijstelling was verlopen. Ik was te lang met verlof thuis geweest. Tijdens het varen heb ik verkering gekregen, mijn verloofde wilde geen zeemansvrouw worden, dat kwam mooi uit. Ik kon door de oproep in militaire dienst niet meer naar zee. Na mijn eerste opleiding ben ik Kvv’er beroepsmilitair geworden voor de tijd van zes jaar.
Mijn zoon vroeg mij wat te vertellen over de oefeningen in de tijd van de Koude Oorlog begin jaren zestig in Duitsland, hoe dat daar aan toe ging. Eigenlijk wilde ik daar niets over vertellen, ik had het allemaal weggestopt. In de jaren zestig was ik in dienst als wmr-menagemeester bij de cavalerie 101 Tankbataljon en probeerde daar zo veel mogelijk wat van te maken. Meer dan zes maanden per jaar oefenden wij in Duitsland als parate troepen tegen het Warschaupact. Het wemelde in ons oefenterrein van Oost-Duitse voertuigen die aan het spioneren waren, wij moesten de kentekens direct door geven aan S3 (sectie stiekem). Jarenlang oefende wij met buitenlandse troepen, op de Lüneburger Heide in NATO-verband. Wij waren gelegerd in legerkamp Oërbke en Höhne vlak bij de grote stad Hannover! Of wij lagen in bivak in tenten of in oude legeringsgebouwen, waar de Duitse weermacht en de Waffen SS waren opgeleid. In verschillende gebouwen kon je nog zien waar grote hakenkruizen hadden gehangen en hebben gezeten. Deze gebouwen waren heel sober en Spartaans ingericht. Na de bevrijding heeft de geallieerde bezettingsmacht deze gebouwen en terreinen geconfisqueerd en overgenomen om te oefenen en te trainen in NATO-verband. Aan het interieur en inventaris van de Duitse gebouwen was niets veranderd. In de centrale keuken werd nog gekookt op fornuizen die met bruinkoolbriketten werden gestookt. Eigenlijk kwam mijn trauma weer boven, het begon al bij mijn opkomst in militaire dienst. Ik werd tijdens mijn aflossing uit Lissabon door de KMar uit het vliegtuig gehaald bij aankomst op Schiphol om in militaire dienst te gaan. Ik was voor mijn vertrek naar zee te lang met verlof geweest.
Na een maand moest ik mij als dienstplichtige militair melden in de Willem 3-kazerne in Amersfoort. Hier heb ik een Spartaanse cavalerieopleiding ondergaan, het leek wel op een gevangenis, alles moest in looppas van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat. Wij kwamen op met allemaal oud- zeevarenden van wie de vrijstellingsregeling was verlopen. Het was een tussenlichting die Defensie in had gelast. Deze tussenlichting van Defensie was veroorzaakt door grote reorganisatie en fusie van grote scheepvaartmaatschappijen in Nederland.
De passagiersvaart en vrachtvaart op Nederlands-Indië was helemaal stil komen te liggen. Massaal werden passagiersschepen opgelegd en verkocht, hier was geen emplooi meer voor. Soekarno had de politieke betrekkingen met Nederland verbroken door de Nieuw-Guinea-kwestie. Ook de Nederlandse KPM rederij; met thuishaven Tandjong-Priok werd door Soekarno genationaliseerd. Hierdoor was een personeelsoverschot ontstaan, dat geen nieuw schip had om op te gaan varen. Veel bemanningsleden, onder wie ikzelf, hebben een jaar doorbetaald thuis gezeten en moesten wachten op een telegram, voor ze weer naar zee konden.
De onderlinge verstandhouding met mijn vader was na zijn thuiskomst in de oorlog uit Duitsland, nooit meer goed gekomen. Tijdens het varen eiste hij zelfs kostgeld van mij terwijl ik op zee zat. Mijn vader wilde alle gemaakte kosten, voor het hebben van een kind, terugbetaald zien door zijn eigen kinderen.



Hoofdstuk1
Terugblik in mijn kinderjaren

In 1942, in gemeente Nieuwer-Amstel, ben ik in het begin van de oorlog geboren, van wat ik later gehoord heb tot grote vreugde van mijn ouders, die vlak voor de oorlog, in crisistijd, getrouwd waren. Het was volgens mijn ouders geen leuke tijd om te trouwen en kinderen te krijgen, het was volop crisis in die tijd, iedereen barstte van de armoede door de werkloosheid.
Met mijn geboorte begon een nieuw leven in oorlogstijd, in een tijd waarbij veel mensen om het leven kwamen, zoals bij een bombardement vlak bij ons huis. Mijn ouders waren ontzettend blij met de geboorte van hun eerste zoon, ondanks de moeilijke omstandigheden die de bezetter veroorzaakt had. In deze periode probeerden mijn ouders toch wat van het leven te maken, al viel dat niet mee in die tijd!
Direct na mijn geboorte kreeg mijn vader, via het gewestelijk arbeidsbureau bericht, dat hij in Duitsland moet gaan werken voor de Arbeitseinsatz, net als zijn broers.
Ik heb als klein kind later nooit begrepen, en ook niet willen begrijpen, waarom mijn vader en zijn broers zomaar op de trein waren gestapt. Dat hadden ze gedaan in mijn verste herinnering in opdracht van mijn opa en de bezetter, om in Duitsland te gaan werken. Verschillende vaders van mijn vriendjes op de lagere school hadden geweigerd om in Duitsland te gaan werken. Zij zijn later in het verzet gegaan, moesten daarvoor onderduiken. Enkele vaders hebben hiervoor in kamp Amersfoort gezeten, en zijn daarna naar Bergen-Belsen afgevoerd om nooit meer terug te komen. Enkele vaders zijn in kamp Amersfoort vermoord door kampbeulen. Voor mij waren die vaders helden, vooral tijdens de jaarlijkse dodenherdenking. Ik vond mijn vader laf, dat hij zomaar naar Duitsland was gegaan zonder tegenstribbelen. Ik dacht op de lagere school: mijn opa en de Duitsers hadden van mij de pot op gekund, wat denken ze wel!
(Ik had als kind makkelijk denken, de werkelijk was natuurlijk anders.)
Mijn vader moest mijn moeder alleen achterlaten met haar pasgeboren zoon. Ik was nog een baby, te klein om te weten hoe mijn vader eruitzag toen hij weg ging. Wat later heel veel problemen heeft gegeven bij zijn terugkomst: hij was voor mij een totaal vreemde man, hier lag de kiem van de naoorlogse ellende die nooit meer goed is gekomen. Hier is nooit goed aandacht aan besteed om dit trauma goed op te lossen.
Onder dwang van de bezetter is mijn vader onder zeer erbarmelijke leef- en werkomstandigheden, als dwangarbeider tewerk gesteld in een Duitse munitiefabriek in Lübeck bij Kassel. Mijn vader heeft daar een heel moeilijke tijd gehad als dwangarbeider: hard werken en weinig eten, heb ik mij later laten vertellen!
De verhalen over zijn dwangarbeid in Duitsland, heb ik later persoonlijk uit de mond van mijn vader gehoord. Toen ik zonder dat hij dat wist, achter bij mijn oma in haar keuken zat te luisteren, naar zijn (mijn) onbekende verhalen. Toen ik hem in opdracht van mijn moeder moest gaan zoeken en hem bij mijn oma in haar kamer vond. Mijn vader vertelde mijn oma alles over zijn tewerkstelling in Duitsland, hij wist niet dat ik in de keuken zat mee te luisteren. Ik herinner me nog sterk dat in het voorjaar van 1953, vlak na de watersnoodramp in Zeeland, een enorme explosie plaatsvond op de kruitfabriek met een gigantische ravage. Ik dacht terug aan de grote bombardement in de oorlog boven Schiphol. Groot paniek onder de vrouwen van de kruitwerkers, de kruitfabriek werd hermetisch afgesloten, niemand werd toegelaten op de kruitfabriek. Uren later, het was al avond geworden, zagen wij de dokter en de dominee vanaf de fabriek naar de kruithuizen lopen, om bij enkele buren het slechte nieuws te brengen. Ze liepen het eerste huizenblok voorbij, mijn moeder slaakte een zucht van verlichting, dat betekend dat mijn vader nog leefde. Bij het tweede blok in het laatste huis ging de dokter naar binnen, die buurman was zwaargewond geraakt en afgevoerd naar het ziekenhuis. Bij het derde blok in het derde huis ging de dominee naar binnen, buurman Kruiswijk was dodelijk verongelukt. Ik hoor mijn buurvrouw nog angstig gillen na dit bericht. Mijn vader die door de explosie een shock had opgelopen, werd laat in de avond thuisgebracht door een neef van hem die ook op de kruitfabriek werkte. Hij vertelde aan mijn moeder: je mag je man wel goed in de gaten houden, hij is helemaal de weg kwijt.
De volgende dag was mijn vader plotseling verdwenen, ik moest hem gaan zoeken van mijn ongerust geraakte moeder. Tijdens het zoeken naar mijn vader, vond ik mijn vader huilend aan tafel zitten bij mijn oma. Waar hij huilend aan mijn oma zat te vertellen, wat hij in Lübeck in Duitsland, als dwangarbeider allemaal had meegemaakt. Hier had mijn vader nog nooit met iemand over gesproken of iets over verteld. Ook vertelde hij over de kruitfabriek in Ouderkerk, die net geëxplodeerd was, waarbij één van zijn naaste collega’s om het leven was gekomen. Waardoor hij nu in de Ziektewet liep met een zware shock, en af en toe de weg volkomen kwijt was. Hij wist door zijn opgelopen aversie af en toe niet meer wie en waar hij was. Door die zware shock maakte hij in zijn gedachten de zware explosie en bombardement door de geallieerden in Duitsland weer mee. Hij zocht tijdens de explosie van de kruitfabriek dekking voor de geallieerden vliegtuigen, en vertelde aan zijn collega’s dat die ook dekking moesten zoeken, die dat erg vreemd vonden. Zij zorgden ervoor dat mijn vader direct behandeld werd door een dokter. Mijn vader wilde alles wegstoppen alsof er niets aan de hand was. Ook vertelde mijn vader aan mijn oma, dat hij in Duitsland, ondanks dat hij getrouwd was en een zoon had, verkering had gekregen met een Duitse verpleegster, die hem heeft geholpen. Mijn vader wilde scheiden en vertelde dat aan mijn oma, dat hij terug wil naar zijn verpleegster in Duitsland. Hij vertelde tevens aan mijn oma dat zijn zoon hem nog steeds afwees en niets van hem wilde weten. Mijn vader had pas weer een brief van zijn ex-vriendin uit Duitsland gekregen. Gelukkig heeft mijn oma dat uit zijn hoofd kunnen praten en zei: ‘Jan jongen, je hebt toch een mooi gezin met een goede baan en een mooi huis. En dat met je zoon komt ook wel goed, je moet wat geduld met hem hebben, het is een fijne gezonde jongen!’ Gelukkig is hij op verzoek van mijn oma met mij meegegaan naar mijn moeder en heeft hij mijn oma beloofd om thuis te blijven bij mijn moeder en zijn gezin en niet naar Duitsland te gaan. Toen ik dit gehoord had bij mijn oma in de keuken, voelde ik mij verantwoordelijk voor de scheidingsplannen van mijn vader. Ik dacht steeds: het is mijn schuld als mijn vader weggaat bij ons. Ik kreeg hier als kleine jongen van acht jaar een enorm schuldgevoel over.
Terwijl mijn vader in Duitsland werkte, had hij kennisgemaakt met een Duits meisje dat als verpleegster werkte in het plaatselijke hospitaal. Zij was tevens doktersassistente, die één uur per week spreekuur hield samen met de bedrijfsarts van de munitiefabriek. Zij verzorgde verzwakte dwangarbeiders om ze er weer snel bovenop te helpen voor de productie. Mijn vader zag de verpleegster regelmatig, zij hielp hem met extra rantsoen, tevens nodigde ze hem een keer bij haar thuis uit. Ze werden na verschillende ontmoetingen verliefd op elkaar. Zij zorgde er voor dat mijn vader extra eten en medicijnen kreeg die hij nodig had. De springstoffenfabriek in Duitsland werd op het einde van de oorlog in 1944 zwaar gebombardeerd door de geallieerden. Mijn vader zat er middenin, tijdens de explosie van de munitiefabriek, waar honderden doden bij zijn gevallen van dwangarbeiders die op de fabriek werkte. Door de explosie was mijn vader gewond geraakt en kanariegeel geworden van onder andere het salpeterzuur dat vrij over het terrein stroomde. Hij werd zwaargewond afgevoerd naar het hospitaal. Met behulp van zijn verpleegster, die hem verzorgde in het hospitaal heeft mijn vader het bombardement overleefd. Zij regelde clandestien pijnstillers en medicijnen voor mijn vader die hij nodig had om te herstellen. Zijn verpleegster veranderde in het geheim zijn ziektestatus, zodat hij langer in het hospitaal kon blijven liggen, om goed aan te kunnen sterken tegen de zin in van SS-opzichters. Na de explosie lag de munitiefabriek helemaal in puin, mijn vader wilde naar huis naar zijn ouders, hij had het helemaal gehad in Duitsland. Op verlof gaan ging niet zomaar als dwangarbeider, je moest hier een speciaal verlofpasje voor hebben. De Duitsers wilden de gewonden dwangarbeiders weer zo snel mogelijk aan het werk hebben om puin te ruimen van de ontplofte fabriek. Hij vroeg aan zijn verpleegster of zij hem kon helpen om aan een verlofpasje te komen. Om naar zijn moeder te kunnen gaan die hij zo mistte, hij barstte van de heimwee, hij was een echt moederskindje, heeft een oom van me later verteld. Zijn verpleegster wilde hem wel helpen, maar mijn vader moest haar beloven dat hij na drie weken weer terug zou keren, anders ging het niet door. Zijn verpleegster had een broer, die stafofficier was bij de Duitse weermacht en over personeelszaken ging. Zij had al eens aan haar broer gevraagd of hij een verlofpas kon regelen voor haar vriend. Dat verzoek werd afgewezen door haar broer, hij wilde hier absoluut niet aan meewerken. Vooral niet voor een buitenlandse dwangarbeider. Er waren genoeg Duitse jongens om mee om te gaan, vond haar broer. Zij protesteerde hiertegen, en zei tegen haar broer dat alle leuke Duitse jongens aan het oostfront zaten, en zij zo lang niet kon wachten. Ze wilde een eigen gezin stichten!
De geallieerde waren na de invasie in Normandië België al gepasseerd en trokken nu op richting Eindhoven. Duitse soldaten waren aan de verliezende hand, en had alle dwangarbeiders hard nodig om tankwallen te graven om de geallieerden tegen te houden. Op een avond kwam de verpleegster van mijn vader de ziekenzaal binnen en fluisterde in mijn vaders oor dat ze een verlofpasje voor hem geregeld had, voorzien van de benodigde geldige stempels om over de grens te komen. Hij moest haar nogmaals beloven om bij haar terug te komen. Mijn vader vroeg aan haar hoe ze aan de verlofpas met stempels was gekomen. Ze vertelde: je moet niet te veel vragen, maar zei dat ze die stiekem uit de aktetas van haar broer had gestolen. Mijn vader schrok hier enorm van, en dacht: als dit maar niet uitkomt. Samen met haar is hij diezelfde avond uit het hospitaal gevlucht voordat de diefstal van zijn verlofpas ontdekt werd. Na innig afscheid van haar genomen te hebben, heeft zij mijn vader op de trein gezet naar Nederland. Tot zover ging alles goed.
Wat ik later begrepen heb van het verhaal van mijn vader bij mijn oma is dat zijn reis naar Nederland niet helemaal vlekkeloos was verlopen. Onderweg moest de trein regelmatig stoppen, de trein werd regelmatig beschoten door geallieerde vliegtuigen. Zij moesten om de haverklap de trein verlaten en dekking zoeken in een greppel langs de spoordijk. Als de beschieting van de trein was afgelopen, reed de trein weer verder richting grens. Wat ik van mijn vader begrepen heb bij mijn oma, was dat het voor hem angstige momenten waren geweest, waarbij hij dacht nooit meer thuis te komen bij zijn vrouw en kind.
Vlak voor de grens gonsde het van de wilde geruchten in de trein dat er moeilijkheden waren bij de grens. Duitse SS’ers zouden iedereen terugsturen, naar de plaats waarvan ze gekomen waren, ondanks dat zij in het bezit waren van een geldige verlofpas. Mijn vader zat helemaal in zak en as, hij was toch al niet zo’n held, hij had wel een geldige verlofpas, maar geen geldig paspoort bij zich. Dat lag nog op het kantoor van de munitiefabriek. Dus werd het voor hem extra moeilijk om zonder hulp de grens over te komen.
Vlak voor de grens werd mijn vader in de trein aangesproken door een oude man, die heel zachtjes vroeg of hij onderweg was naar Nederland. Mijn vader bevestigde dat. De oude man vertelde dat de grens potdicht zat en Duitse en Nederlandse SS’ers alle verlofgangers terugstuurde. De oude man zei dat hij mijn vader zou helpen om over de grens te komen. Hij moet verder geen vragen stellen, alleen maar op hem letten, vlak voor de grens zou hij naar hem toe komen, om hem verder te helpen. Een paar kilometer vlak voor de grens stopte de trein plotseling. Mijn vader dacht in eerste instantie weer aan een luchtaanval, achteraf bleek dat iemand met voorbedachten rade aan de noodrem had getrokken. De oude man kwam direct op mijn vader toelopen, drukte hem een briefje in de hand waarop hij de locatie had aangegeven, en hoe hij daar naartoe moest lopen als hij uit de trein was gestapt. Mijn vader bedankte de oude man en sprong direct uit de trein. Hij was niet de enige, er sprongen nog meer Nederlandse vluchtelingen uit de trein die een briefje bij zich hadden.
Vlak voor de grens werd mijn vader op de afgesproken locatie met zijn medevluchtelingen opgewacht door een Nederlandse spoorwegambtenaar die in de ondergrondse zat. Deze man was door het verzet aangesteld om Nederlandse vluchtelingen de grens over te helpen. Zij liepen in stilte, in sluipgang achter de man aan tot ze bij een groot hek kwamen aan de grens. Even verderop was een geheim loophekje gemaakt door het verzet, tussen de bosschages was het loophekje vanaf de weg niet te zien, ook niet door Duitse grenswachters. Ze liepen via het loophekje om de grenscontrole heen. Gelukkig werden ze niet ontdekt door de Duitse grenswachters. De man uit het verzet fluisterde dat enkele grenswachters aan de grens waren omgekocht. Mijn vader stond doodsangsten uit, zo’n held ben ik niet, vertelde hij aan mijn oma. Want als je ontdekt werd, kreeg je onmiddellijk de kogel.
Over de grens werden zij opgevangen door een ander onbekende persoon. Ze mochten geen vragen stellen aan hem, maar gewoon meegaan. Die heeft mijn vader en andere vluchtelingen verder de grens over geholpen. Vlak bij een Nederlands spoorwegstation kregen ze vervalste vervoerbewijzen om verder te reizen. Zo kwam mijn vader heelhuids in Holland aan. Daarna is hij direct ondergedoken in Amsterdam, wat het verzet voor hem geregeld had. Volgens de verdere verhalen uit die tijd was het tijdens spertijd erg donker en koud. Mijn vader was naar ons huis gegaan op de Margaretha van Borsselenlaan in Nieuwer-Amstel en heeft bij ons huis aangebeld. Mijn moeder schrok enorm, kan ik mij herinneren, ze dacht: wie kan dat in godsnaam zijn? Zij had een dag geleden politie aan de deur gehad die gevraagd had of mijn vader soms thuis was gekomen. Waarschijnlijk was de vlucht van mijn vader ontdekt in Duitsland. Mijn moeder maakte zich erg ongerust dat er iets met mijn vader aan de hand zou zijn, ze wist nog van niets. Anders komt de politie niet aan de deur. Het was een gevaarlijke tijd, de benedenbuurman was pas door de SD, zonder opgave van reden, van huis weggehaald.
Mijn moeder was heel voorzichtig geworden, ze hoorde zulke vreemde verhalen in het dorp over Sonde commando’s die moorden pleegden. De laatste tijd werden veel mensen in gijzeling genomen door de bezetter. De geruchten werden steeds heviger in het dorp nu de bevrijding ophanden was.
Mijn moeder vroeg zich af wie dat kon zijn? Heel voorzichtig liep mijn moeder naar de voordeur, en deed de voordeur op een kiertje open om te zien wie er voor de deur stond. Zij gaf een gil van blijdschap, riep tegen mij: kom gauw kijken wie hier op de stoep staat, het is je vader, wat een verrassing!
Ik was achter mijn moeder aangelopen, hield stevig haar rok vast, en rilde van angst. Ik zag dat mijn moeder een vreemde, enge, magere man stond te kussen.
Ik werd ontzettend boos op mijn moeder, dat ze een vreemde man stond te zoenen. De man die mijn moeder zoende, was een broodmagere onbekende slungelige man, die uit Duitsland was gevlucht, en vertelde dat hij mijn vader was. Ik dacht, zo klein als ik was, dat kan niet mijn vader zijn. Mijn vader staat op de foto op het dressoir en ziet er heel anders uit! Mijn vader wilde mij oppakken en een zoen geven. Nijdig draaide ik mijn hoofd om en rukte me los uit zijn armen, en riep: je bent mijn vader niet! Ik keek hem bang aan, vond hem een enge man, moest niets van hem hebben, hij stonk ontzettend.

Misschien vind je dit ook leuk :

Herinneringen van een "Oorlogskind"

Debby Heyninck

Achter de muur

review:
*verplichte velden