Van Afsluitdijk tot Almere aan het Weerwater

Van Afsluitdijk tot Almere aan het Weerwater

Anton J. de Wit


EUR 17,90

Formaat: 13,5 x 21,5 cm
Pagina aantal: 178
ISBN: 978-3-99131-847-7
Publicatie datum: 26.06.2023
Ir. Wortman geeft in 1918 uitleg in de Tweede Kamer over de enorme veranderingen die er gaan komen in de Zuiderzee.
Dankbaarheid

Wanneer de polder vonken slaat
van goud en groen, van zon en leven;
Als elk gewas te pronken staat
door gulle vruchtbaarheid gedreven.
Dan denk ik, land wat ben je rijk,
polder, wat heb je veel te geven.
Warm en weerbarstig tegelijk
Kom je steeds weer opnieuw tot leven
Wanneer de polder vonken slaat
door mensen die dit land bewonen.
En willen leven metterdaad
en hun gemeenschapszin betonen.
Dan denk ik, land wat ben je rijk,
polder, wat heb je veel te geven.
Als mensen aan elkaar gelijk en ontdekken wat het is: te leven.

Hans de Bondt uit ’De polder, land om lief te hebben’
Wat ging er om in het hoofd van dichter Hans de Bondt toen hij dit gedicht op papier zette? Zag hij na het droogvallen van de polders die onafzienbare en onbegaanbare baggervlakten? Zag hij die werker als een kunstenaar boetseren aan die moeilijke materie, de bagger? Hebben de vonken tijdens het branden van het riet de dichter zo gefascineerd dat hij die vonken verbond aan de toen ontstane, rijke, vruchtbare grond, een nieuwe aarde waar het goed wonen is. Het lijkt mij zeer waarschijnlijk. In het tweede couplet ’Wanneer de polder vonken slaat’ ziet hij mensen uit alle delen van het land in de polder komen wonen. Mensen die willen leven metterdaad en aan elkaar gelijk hun gemeenschapszin betonen. De dichter zag door het handelen van de nieuwe gemeenschap weer die regen van vonken als bij het ontstaan van de nieuwe aarde. Een dergelijke vonk, zoals ’het hospice’ in Dronten; gerund door vrijwilligers die zich gesteund weten door de gehele gemeenschap. Hans de Bondt zag in het natte hart van Nederland een oase ontstaan, een droomwereld.Ik mag U wat vertellen van het boetseren.

De geschiedenis van de vaak zo woelige Zuiderzee, het gebied waar onderstaand verhaal over gaat. Het ontstaan van polders gemaakt door mensen met knappe koppen, maar vooral door mensen met enorm veel energie die in hitte en kou de modder veranderden in prachtige grond waar het goed leven is.


De Zuiderzee

Van land tot water, van water tot land. Honderden meters dikke zandpakketten vullen sedert miljoenen jaren de baai van de Atlantische Oceaan, waar nu Nederland is. Gedurende die miljoenen jaren is deze baai opgevuld met materiaal dat door de zee, de rivieren, de wind en het ijs is aangevoerd. Eens lag de kust van die baai langs de oost– en zuidgrens van Nederland, over Duits en Belgisch gebied. Soms ook was de kust ver naar het noordwesten, voorbij de drempel tussen Engeland en de noordkust van Jutland, voorbij de Doggersbank. De opvulling van die baai geschiedde door aanvoer van zand en klei, door het afsterven van planten die door ontelbare eeuwen heen weer bruinkool en steenkool vormden.
Het dalen van de ondergrond, het stijgen en dalen van de zeespiegel, bewerkten in wezen onvoorstelbare veranderingen, die slechts door verkenning van de ondergrond waarneembaar zijn geworden. Eens was er land, dat overstroomd werd door de Krijtzee. Toen was er zee, die weer tot land werd. Later, tijdens de tussenijstijd, werd opnieuw een groot deel van wat land was geworden overstroomd door de zee om bij verandering van klimaat weer land te worden, waarvan het voorkomen van grote dieren onder meer getuigt. De veranderingen bleven zich voltrekken, telkens weer, totdat de mens zijn dijken bouwde, nieuw land op de zee veroverde en geweldig ingreep in dit gebied. De zee, een binnenzee met zout water, werd in enkele jaren een zoetwaterplas met totale verandering van flora en fauna. Gedeelten werden tot land gemaakt, waar landbouwgewassen werden gekweekt, waar vee werd gehouden, waar tuinbouw en bosbouw werden bedreven, waar mensen gingen wonen, werken, recreëren.
De Romeinen waren de eersten die over dit gebied schreven. Het meer dat ze hier aantroffen werd Fleva Lacus genoemd naar een Castellum Flevum, vandaar de naam Flevomeer. Tijdens en na de Romeinentijd was het gebied lange tijd min of meer onbewoonbaar. Er vormde zich een reusachtig gebied van moerasveen. In de Middeleeuwen werd dit aangetast door het water dat grote delen veen versloeg. Het Almere was geboren.
Door invloed van de zee en door minder waterafvoer van de IJssel, werd het water steeds meer zout, toen Zuiderzee genoemd
Na de afsluiting door de afsluitdijk werd het al snel weer een zoetwatergebied. De naam werd toen Het IJsselmeer.

Na een ijstijd is het land een steppegebied. Koud, zandstormen. Vorming van zandduinen.
Er zijn dieren die zich in het ruige klimaat weten te handhaven.
Door de enorme ijsafzettingen is het peil van het zeewater wel tien meter lager dan nu.
De Theems was een zijrivier van de Rijn, in die tijd lag Engeland vast aan Europa.
Door de temperatuurstijgingen stijgt het zeewaterpeil langzaam. Het zoete water van de bergen vulde het bekken gevormd door zandduinen in Noordwest-Europa. Ook dit water steeg gelijk met het zeewater. Dit gaf een nietig plantje de kans in de volgende eeuwen in dit zoete water uit te groeien tot wel 10 meter dikte. Het veenmos: de grondstof van de turf. Dit deed Holland uitgroeien tot een machtig land.
Het landschap in die eeuwen was ontoegankelijk. Uiteindelijk vestigden zich mensen op rivierduinen. Deze mensengroep behoorde tot de Swifterbantcultuur: ongeveer 4000 tot 5000 jaar voor Christus.
Zij leefden van de jacht en de visserij, later ook van het telen van voedsel
Na de drooglegging van Oostelijk Flevoland is bij Swifterbant een kamp nagebouwd zoals het vroeger geweest moet zijn.
Een aantal mensen heeft daar ook een tijdje gewoond. De behuizing was wel van staken, riet en blad, maar toch een villa in de rimboe


Winning van de turf

Boven het grondwater turf steken. Daarna in het water baggeren, drogen en ook deze turf steken.
Holland werd rijk van deze brandstof, maar het werd in het westen van Nederland één waterplas.
De turf in Holland en Utrecht was op. In Drenthe was nog voldoende.
Turftransport over de Zuiderzee.
Zo ventte zo’n turfschipper zijn turf bij ons op het veebedrijf aan de Oude Rijn (± 1935)


De droogmakingen

De watermolen kwam in functie. Het was toen mogelijk de plassen droog te maken.
Vóór de Franse tijd werden de dijken verwaarloosd. Er werden wel watervlakten als polders drooggemalen. Maar de kwaliteit van de dijken was niet goed.
Bij stormen kwam weer veel land onder water te staan.
De overstroming van 1825 rond het Zuiderzeegebied; de overstroming van 1916 deed het nog dunnetjes over. Enorme schade, het kostte ook veel mensenlevens.
Droogmakingen in het Zuiderzeegebied. Aanvankelijk waren er in het Zuiderzeegebied grote veengebieden, echter door turfwinning, ontwatering en de invloed van de Noordzee is het veen verslagen. Het is nog terug te vinden als detritus (veen en klei) in de ondergrond.
De grote veengebieden in Drenthe, Groningen, Holland, Utrecht en het Zuiderzeegebied werden ook voor turfwinning afgegraven en in Holland en Utrecht ook gedeeltelijk uitgebaggerd zodat er grote meren ontstonden. Zuid-Holland en Utrecht hadden het geluk dat de duinenrij goed stevig was. Door de uitvinding van de watermolen konden veel plassen weer drooggemaakt worden.
Noord-Holland en het Zuiderzeegebied werden bedreigd door het Noordzeewater. Grote overstromingen met zeer veel schade en mensenlevens. Daar was geen houden aan, tot de Afsluitdijk werd aangelegd en het droogleggen begon. Dat gebeurde in de Wieringermeer, de Noordoostpolder, Oostelijk en Zuidelijk Flevoland.


Een drooglegging in de 17de eeuw

De Beemster werd drooggemalen.
Energie en voortvarendheid bloeiden naar alle kanten uit en zo is hier de rijke Amsterdamse koopman, Dirck van Oss, ziel en stuwkracht van het zeker in die tijd, grote werk.
Dirck van Oss had in het economisch leven van zijn dagen zijn sporen reeds verdiend. Hij was namelijk een der grote machthebbers van de Oost-Indische Compagnie en het pleit ongetwijfeld voor van Oss’ breed zakeninzicht, dat hij ook op dit terrein een gefundeerde deskundigheid bleek te bezitten. Het was daarbij een beduidende som, die deze droogmaking kostte. Als Amsterdamse koopman heeft Dirck van Oss een kleine twee miljoen samen met zijn deelgenoten erin gestoken.
In het begin gingen de zaken nog niet zo vlot. Er was veel tegenwerking vanuit scheepvaartkringen, die op het behoud van het meer aandrongen, terwijl ook de vissers hun palingvangst bedreigd zagen.
In 1570 waren de eerste stemmen voor droogmaking reeds opgegaan, doch eerst aan het eind van de zestiende eeuw werd de inpoldering werkelijkheid en in 1597 kwam dan eindelijk het gevraagde octrooi van de staten van Holland en West-Friesland af.
Ongetwijfeld heeft de persoon van Dirck van Oss dit proces versneld. Hij was een belangrijk man in het economisch leven, terwijl ook de medeaandeelhouders, de namen van een broer van Oldenbarnevelt, raadsheer Hoogerbeets en twee Amsterdamse burgemeesters, ieder voor zich over de nodige invloed beschikten.
Toen het grote werk dan zou beginnen, kwamen van alle kanten de uitvinders op de organisatie af. Pieter Pietersz en Pieter Claasz traden daarbij het meest op de voorgrond. Zo hadden allen verbetering van molens ontworpen en voorlopig vonden daarbij de twee laatsten het gunstigst onthaal. Leeghwater werd molenmeester, doch de beide Pieters kregen de opdracht zestien molens te leveren.
Een regenperiode in de zomer van 1608 stuitte de vaart, de ware werkelijkheid. De zestien molens waren onvoldoende, er kwamen tien nieuwe bij, doch ook met dit aantal konden de Pieters het werk niet op de overeengekomen tijd gereed hebben. Zij werden met Allerheiligen van dat jaar als molenmeesters aangesteld en van hun verplichtingen ontslagen.
Met man en macht werd gewerkt aan de droogmaking, duizenden arbeidskrachten brachten het nieuwe land naar boven.
Voorjaar 1609 lag de grote dijk rond de Beemster: ook de molens hadden hun werk gedaan en met trots keken Leeghwater en zijn opdrachtgevers op de voltooide arbeid neer.
Helaas: de beproevingen waren nog niet voorbij, het ergste moest nog komen. Men had zich kunnen verweren tegen de boeren en vissers, die bij nacht en ontij de dijken vernielden, doch tegenover de natuurelementen stonden de droogleggers machteloos.
Op 20 januari 1610 brulde een woedende noordwesterstorm over het lage land, zelfs de oudsten hadden het nooit zo hevig gekend. Het water van de Zuiderzee stuwde steeds hoger op en de bewoners van Waterland vluchtten in panische angst naar hogere streken. De zeedijk brak door, het wilde water stortte zich over de landen uit en verzwolg boerderijen met akkers en vee.
Alleen Leeghwater stond onder Purmerend nog met enkele getrouwen verbeten te vechten. De Beemsterdijk moest het houden, anders was het werk van jaren vernietigd.
De waterwolf brulde echter reeds in de verte, hij kwam nader en nader en zette zijn tanden in deze dijk. Toen bleef er voor het kleine troepje dapperen niets anders over, dan ook de wijk naar het veilige Purmerend te nemen. Juist op tijd, want achter hen brak de dijk door en werd een gat van tientallen meters lengte geslagen. Het droogleggingswerk stond thans vrijwel weer aan het begin en wij bewonderen de moed van deze zeventiende-eeuwse mannen, die na hernieuwde concessie opnieuw aan de arbeid togen.
Van Oss bleef Leeghwater en deze zijn opdrachtgevers trouw. Het aantal molens werd verdubbeld, hetzelfde zal met de energie het geval geweest zijn, want in juli van 1612 kon reeds de uitgifte van gronden geschieden.
Van toen af ging alles voorspoedig. De Beemster ontwikkelde zich zowel op het gebied van landbouw als van veeteelt.
Dirck van Oss bleef ook in zijn andere functies het drooggelegde land gedenken, want toen Piet Hein de zilvervloot op de Spanjaarden veroverde, zorgde hij ervoor dat ook de Beemster een deel van deze schatten kreeg.


De Zuiderzee en de nieuwe droogmakingsplannen

Artikel uit de Katholieke Illustratie van 1885:
Het vraagstuk van de droogmaking der Zuiderzee, reeds sinds vele jaren druk besproken, is op het ogenblik weer meer aan de orde; en waarlijk: daar bestaat aanleiding toe.
De treurige tijdsomstandigheden, de behoefte aan werkverschaffing die zich overal in het land doet gevoelen, moeten als vanzelf de aandacht vestigen op een nationale onderneming, waardoor gedurende een aantal jaren duizenden handen aan werk zouden kunnen geholpen worden; de vervaardiging en het onderhoud toch van een aantal kolossale stoomgemalen zouden heel wat arbeid vereisen, en steenbakkerijen, kalkbranderijen, houthandel en allerlei fabrieken en trafieken zouden zich een nieuw veld van werkzaamheden geopend zien.
Daarenboven schijnt de schrikbarend toenemende landverhuizing er op te wijzen dat Nederland te klein wordt voor zijn aangroeiende bevolking, dat duizenden landbouwers genoodzaakt zijn een goed heenkomen te zoeken buiten hun vaderland dat niet meer toereikend is om het allen te voeden. Voor zeker, de ongunstige omstandigheden waarin onze landbouw verkeert, zijn voor een groot gedeelte aan onze gebrekkige wetgeving te wijten die het onze landbouw onmogelijk maakt tegen de onbelemmerde invoer van buitenlandse landbouwproducten op te werken. Maar het lijdt ook geen twijfel dat de aanwinst van nieuwe vruchtbare gronden – zoals de bodem der Zuiderzee, althans beneden de lijn Enkhuizen – Urk – Ketel, stellig veel zou opleveren velen die anders in de vreemde brood moeten gaan zoeken, de gelegenheid zou openen zich in het vaderland een bestaan te verschaffen.
Welnu, door de droogmaking der Zuiderzee kan een hele provincie worden toegevoegd aan het Nederlandse grondgebied dat voor een groot gedeelte aan de baren der zee ontwoekerd werd.
Reeds in 1848 zag een werkje het licht waarin het denkbeeld tot droogmaking der Zuiderzee besproken werd. Van grote deskundigen was dit boekje niet afkomstig: de heren Kloppenburg en Faddagon die het de wereld inzonden, waren – ofschoon de eerste zich door hun ijverige pogingen tot droogmaking van het IJ verdienstelijk heeft gemaakt, en de ander een bekwaam waterbouwkundige was – niet met de technische bekwaamheden toegerust welke een zo grote onderneming vordert. Doch het is meer gebeurd dat de eerste gedachte tot een groot openbaar werk van leken in het vak uitging. Men herinnert zich slechts dat toen koning Willem 1 het plan voor het Noord- Hollandsche kanaal werd voorgelegd, hij een potloodstreep trok juist op de plaats, waar later het kanaal door Holland op zijn smalst gegraven werd. ”Ik meen dat het hier moet komen,” moet toen Zijne Majesteit gezegd hebben.
Iets dergelijks had plaats met de plannen van Kloppenburg en Faddagon; want reeds het volgende jaar verscheen een doorwrochte studie van de ingenieur P.B.G. van Diggelen, waarin op streng wetenschappelijke gronden nagenoeg hetzelfde denkbeeld werd uitgewerkt, dat door beide eerstgenoemden was aan de hand gedaan, zonder dat de ingenieur daar iets van had kunnen weten,; want zijn werk ging ter perse, toen het eerste het licht zag.
De plannen, in dat werk besproken, hebben vroeger herhaaldelijk aanleiding gegeven tot ernstige gedachtewisselingen, maar zijn in vergetelheid geraakt, totdat in het jaar 1865 de hoofdingenieur van de Waterstaat J.A. Beyerinck, op verzoek van een maatschap, welke zich gevormd had tot droogmaking van het zuidelijk gedeelte der Zuiderzee, waarvan aan de sedert overleden Dr. J.W. Cramer en twee andere harer leden het beheer werd opgedragen, de zaak onderzocht en de indijking der gehele Zuiderzee technisch en financieel nagenoeg onuitvoerbaar verklaart.
De heer Beyerinck maakte in overleg met de heer T.J. Stieltjes een avant–project van de indijking van het zuidelijke gedeelte der Zuiderzee, en de maatschap deed aan de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken een aanvraag om concessie. Twee gouvernementele commissies onderzochten deze later nog zeer gewijzigde plannen. En toen de meerderheid der laatst benoemden (7 tegen 3) verklaarde dat de indijking, droogmaking en het in cultuur brengen van het zuidelijk gedeelte der Zuiderzee, op de in het verslag in algemene trekken aangegeven wijze, uit een technisch oogpunt mogelijk is en dat daaruit, zowel voor het algemeen belang, als voor het bijzonder belang der waterschappen, niet alleen geen nadelen zullen voortvloeien, maar dat daar en tegen die belangen daardoor blijvend zullen worden bevoordeeld. Toen meende de minister Heemskerk, zich van het bij zijn departement ter beoordeling ingezonden ontwerp te mogen meestermaken, ten einde het door het Rijk te doen uitvoeren. Vandaar de wetvoordracht van 1877, welke door de eerste minister van Waterstaat, Tak van Poortvliet, werd ingetrokken. Sedert vernam men niets meer van het indijken en droogmaken van de Zuiderzee; men vernam ook niet dat de concessie–aanvrage was ingetrokken, integendeel: tot de heer Buma een wetsvoorstel indiende dat hij echter in Augustus 11 weer introk
Het ligt voor de hand welk een voordeel zulk een dam tussen Enkhuizen en Stavoren al aanstonds voor het spoorwegverkeer zou opleveren. Daardoor toch zouden de beide spoorlijnen, welke onderscheidenlijk te Enkhuizen en Stavoren doodlopen en door een stoombootveer met elkaar in gemeenschap moeten worden gehouden, rechtstreeks tot een doorlopende lijn verbonden kunnen worden, zodat Amsterdam voortaan de kortst mogelijke gemeenschap zou hebben met Noord–Duitsland, Rusland, enzovoorts. Iets wat met het oog op Amsterdams Noordzee- haven en de doorvoerhandel van groot belang zou zijn. Er bestaat dus kans dat in een niet verre toekomst Nederland een provincie rijker wordt en de Zuiderzee met haar schilderachtige oevers geheel verdwijnen zal. Met het oog daarop geloven wij dat de fraaie gezichten uit de omgeving der thans zoveel besproken Zuiderzee, welke wij onze lezers in dit nummer aanbieden, hun niet onwelkom zullen zijn. Daarnevens zien wij enige bewoners van het eiland Urk, dat met Marken en Schokland het enige overblijfsel vormt van het land dat bij de geweldige storm van 1282 door de zee verzwolgen werd en dat men thans weer van onder de golven wil te voorschijn brengen.
13 juli 1918 Ir. H. Wortman geeft tekst en uitleg van dit plan in de Tweede Kamer.


De drooglegging der Zuiderzee

Een artikel in de Katholieke Illustratie in 1918 over de toekomstige drooglegging van de Zuiderzee.
Terwijl vlak in onze nabijheid de grootste veldslag woedt, die er in de wereldgeschiedenis bekend is, terwijl de volkeren met grenzeloze haat elkaar bespringen en in massale roofmoord de mooiste landstreken ontrukken of aan algehele verwoesting prijsgeven, zal binnenkort ook in ons eigen land vanuit het in Den Haag en Amsterdam gevestigde hoofdkwartier de grootste veldslag ooit hier te lande tegen de natuur aangebonden, ingezet worden.
De pas geëindigde eeuw heeft bij herhaling geleerd en de pas begonnen eeuw heeft het een paar jaar geleden (1916) nogmaals in volle omvang aan den lijve doen voelen, welke gevaarlijke vijand wij aan het water der Zuiderzee hebben.
Ons van alle technische bijzonderheden onthoudend, geven wij het ontwerp slechts in grote trekken aan.
Men begint met de Zuiderzee af te sluiten door een zware dijk, lopend van Ewijksluis in Noord–Holland over het eiland Wieringen naar de Friese kust bij het dorpje Piaam.
Door deze afsluiting krijgt de zee het karakter van een zoetwatermeer – daar de rivieren die hun water in het meer blijven lozen de zoute waterplas van heden geleidelijk in een zoetwater–binnenmeer veranderen – groot 356 830 HA of na aftrek der vier voorgenomen inpolderingen groot 145 000 HA.
De waterstand van het alzo verkregen binnenmeer wordt beheerst door een samenstel van sluizen, dienende tot waterlozing, ter gezamenlijke wijdte van 300 meter, terwijl voor het schutten van schepen door afzonderlijke sluizen, op genoemd eiland Wieringen aan te leggen, wordt gezorgd. Dit sluisstelsel wordt tevens ingericht om bij inundatie voor de verdediging des lands te worden aangewend, althans voor zover de berekeningen hiervan door het moderne vèr dragende geschut niet in de war gestuurd worden.
In verband met de afsluitdijk zullen de Balgdijk, lopende langs de Noord–Oostelijke kust van Noord–Holland, en gedeeltelijk ook de dijk van Friesland tussen Piaam en Zurich verhoogd en de havens langs de Zuiderzee verbeterd moeten worden; terwijl een kanaal is ontworpen van Piaam naar Harlingen met de bedoeling de binnenscheepvaart te gerieven.

Misschien vind je dit ook leuk :

Van Afsluitdijk tot Almere aan het Weerwater

Guy M.C. Declerck

De Naakte Chirurg

review:
*verplichte velden