De Saga van de vier gewesten

De Saga van de vier gewesten

Boek I: De magische bloedsteen

Mischa Nafzger


EUR 23,90

Formaat: 13,5 x 21,5
Pagina aantal: 572
ISBN: 978-3-99131-887-3
Publicatie datum: 04.03.2024
Demonen verstoren de vrede in de vier gewesten. De elfen Nowa en Nayomi moeten samen met een genootschap de orde herstellen. Daarvoor moeten ze alle onderdelen van de staf van Tribor bemachtigen. Eén element mag daarbij niet ontbreken: de magische bloedsteen.
Hoofdstuk I

Het was nog vroeg in de ochtend, toen Nowa en Nayomi op een mooie nazomerse dag op hun gemak door het bos liepen. Zwijgend, ieder in hun eigen gedachte verzonken, wandelden de kinderen langs de rivier De Vlas. Ze volgden de grote rivier stroomopwaarts richting het noorden naar het mooie Rivan, de hoofdstad van de elfen en woonplaats van hun grootouders. Ze ondernamen deze reis éénmaal per jaar, altijd rond dezelfde tijd. De route naar Rivan is eigenlijk vrij eenvoudig, maar de tocht was lang en zoals altijd, behoorlijk vermoeiend. Zeker dit jaar, nu het nog altijd zo warm was zo laat in het jaar. Toch beviel dit Nowa en Nayomi eigenlijk wel. De zomer was altijd al hun favoriete jaargetijde geweest en deze zomer behoorde ongetwijfeld tot één van de mooiste en warmste in de afgelopen tien jaar. Normaal gesproken zouden de kinderen tijdens deze tocht bijna de helft van de reis in de regen hebben gelopen, aangezien de nazomers meestal erg regenachtig waren in dit gedeelte van de wereld. De tocht te voet naar Rivan duurde ongeveer drie weken, tenzij je per paard kon reizen. Dit was echter slechts voor een handvol mensen uit hun dorp weggelegd. Tamme paarden waren zeldzaam en zeer kostbaar. Alleen de burgervader en zijn zoon bezaten er een. De ouders van Nowa en Nayomi hadden geen paard, al zouden ze zich dat best kunnen veroorloven, maar het was geen noodzaak en dus moesten ze elk jaar deze lange reis te voet maken. De kinderen hadden proviand voor ruim tien dagen bij zich, want ze wisten uit ervaring dat ze na een dag of negen de herberg Wel te Vreden zouden bereiken. Hier onderbraken ze hun reis altijd een paar dagen, afhankelijk van het weer en het soort gasten die in de herberg verbleven. De kinderen konden het goed vinden met de herbergier, een hele grote man met een dikke buik, bolle wangen en een enorme, krullende snor. Zijn bijnaam was dan ook heel toepasselijk: Bromsnor. Niet alleen vanwege dat borstelig gewas dat zich stevig op zijn bovenlip had genesteld, maar ook omdat hij voortdurend in zichzelf loopt te praten. Zijn echte naam is Ben Grootvoets. De achternaam is waarschijnlijk ooit eens aan één van zijn voorouders gegeven vanwege de uitzonderlijk grote voeten, die in zijn familie overigens heel normaal waren. Iets wat ook nog heel kenmerkend is aan het uiterlijk van deze grote, vriendelijke man, zijn de kleine ogen. Die waren net blauwe kraaltjes waarin je altijd pretlichtjes kon zien stralen, want hij was altijd goed geluimd. En in deze tijd van het jaar des te meer. Ieder jaar als Nowa en Nayomi in de herberg logeerden, vertelde Bromsnor hun de grappigste en spannendste verhalen die je maar kon bedenken. Ook vond de grote man het geweldig om zijn gasten te vermaken met moppen, alhoewel hij meestal zelf het hardste moest lachen om zijn eigen grappen en grollen. Ook vandaag was hij weer zeer goed gemutst, want hij wist dat zijn twee favoriete gasten weldra weer een paar dagen onder zijn dak zouden vertoeven. De waard was al druk bezig om de twee kamers voor de familie Nasir in gereedheid te brengen. Hij was heel erg gesteld op het gezin en dan met name op de kinderen. Ondanks de recente gebeurtenissen en alle poeha rondom zijn herberg, verheugde hij zich weer heel erg op hun komst. Op datzelfde moment in Vlasdorp, bijna 400 kilometer zuidelijker, liep Mica Nasir zeker voor de vijftiende keer de woonkamer heen en weer. Mica, de vader van Nowa en Nayomi vroeg zich wederom af of hij er wel goed aan had gedaan om zijn kinderen alleen op reis te laten gaan. Mica was een vrij opmerkelijke man. Hij was niet zo heel groot, maar wel breedgeschouderd en behoorlijk gespierd, zeker voor een elf. Hij had scherpe gelaatstrekken en was al jaren de beste smid van Vlasdorp en omstreken. Hij genoot het respect van vrijwel alle dorpelingen. Hij stond namelijk niet alleen bekend als een zeer goed vakman, maar ook als een eerlijke en integere persoon én een bijzonder bekwame zwaardvechter. Dit laatste was misschien een beetje vreemd voor een smid, maar Mica was dan ook niet zomaar de eerste de beste. Zijn passie bestond eruit om de mooiste en sterkste zwaarden te maken en hier vervolgens, voor hij ze verkocht, enkele dagen mee te oefenen. Het was dan ook niet vreemd dat er in de wijde omgeving geen enkele zwaardvechter was die ook maar in de buurt van hem kwam als het ging om behendigheid met allerlei soorten zwaarden en andere steekwapens. Echter voor wie Mica al kende voordat hij en zijn vrouw Mira zich in Vlasdorp hadden gevestigd, kwam dit nu niet bepaald als een verrassing. Hij was tenslotte een voormalig kapitein in het elfenleger geweest en stond bekend als één van de beste zwaardvechters in het elfenrijk. Dit was echter iets waar hij niet graag over sprak en wat hij ook zo lang mogelijk voor de andere dorpelingen geheim had proberen te houden. Het duurde echter niet lang of vrijwel iedereen in de wijde omgeving wist wie hij was en vooral ook wie hij was geweest. Er was de meeste dorpelingen dan ook veel aan gelegen om hem tot vriend te houden. Gelukkig was dat niet zo moeilijk, want Mica was een gemoedelijke man en bleef altijd zeer kalm onder welke omstandigheden dan ook. Alleen vandaag was dat duidelijk niet het geval en Mira had dit al door vanaf het moment dat ze die ochtend waren opgestaan. Zijzelf was de hele ochtend druk in de weer geweest in de tuin, die achter het huisje lag. Nu zat ze op de veranda en was lekker aan het genieten van het heerlijke zonnetje dat aangenaam warm aanvoelde. Mira was een mooie vrouw met lange, rossige haren en opvallende, felgroene ogen. Ze had een mooi, gaaf gezicht en een bijzonder innemende lach. Wat ook meteen aan haar opviel, waren de puntige oren die zo kenmerkend waren voor het nobelste en op één na oudste ras in de vier gewesten: de elfen. Haar vader, koning Argon was dan ook een elf, maar haar moeder behoorde tot het zigeunervolk. Mira begreep heel goed waarom haar man zo liep te ijsberen. Zelf had zij inmiddels haar toevlucht gezocht in een breiwerk. Op deze manier probeerde ze zichzelf wat af te leiden, maar ook zij was bezorgd om haar kinderen. Toch verscheen er een glimlach op haar gezicht terwijl ze naar de ijsberende Mica keek. Heel even moest ze terugdenken aan de dag dat Nowa en Nayomi geboren werden. Als de dag van gisteren herinnerde zij zich hoe haar man, bijna negentien jaar geleden, de beide kinderen in zijn armen gedrukt kreeg. Daar stond hij dan, met zijn twee pasgeboren kindjes in zijn gespierde armen. Hij had een verbaasde maar gelukzalige blik in zijn ogen en plotseling liep er één enkele traan over zijn linkerwang. Nog nooit had Mira zoveel van hem gehouden, dan op dat moment. Weer moest ze even glimlachen en liep vervolgens naar haar man. Ze pakte hem vast en kuste hem liefdevol op zijn mond. “Het komt wel goed liefste. De kinderen zijn slim en verstandig genoeg om niet in problemen te geraken.” Mica keek zijn vrouw dankbaar aan en probeerde een bemoedigende glimlach tevoorschijn te toveren. Nowa en Nayomi waren tot dusver inderdaad nog geen enkel obstakel of probleem tegengekomen. Ze schoten aardig op en genoten met volle teugen van hun nieuwe, pasverworven vrijheid. Dit was namelijk het eerste jaar dat ze deze lange tocht naar hun grootouders in Rivan alleen mochten ondernemen. Voorheen waren hun ouders altijd met hen meegegaan tot aan de herberg Wel te Vreden. En na een kort oponthoud in de herberg werden de kinderen gedurende de rest van de reis naar Rivan door een groepje elfenwachters begeleid. Ook dit jaar zou dit weer het geval zijn en daarom moesten de kinderen het er nu maar van nemen. Op dit moment kon Nowa echter niet echt genieten. De jongen was diep in gedachten verzonken en moest terugdenken aan hun vertrek, zo’n drie uur geleden. Hij had namelijk een behoorlijk heftige woordenwisseling met zijn vader gehad en hij had dingen gezegd waar hij nu alweer spijt van had. Hij hoopte maar dat zijn vader er hetzelfde over dacht. Nowa was altijd al een vrij gevoelige jongen geweest, alhoewel hij absoluut niet zo overkwam. Helaas waren er maar weinig mensen die hem goed genoeg kenden om door zijn koele en zelfverzekerde gedrag heen te kunnen prikken. Veel dorpsgenoten en mensen van buitenaf vonden hem dan ook zo nu en dan zelfs arrogant. Misschien was dit wel enigszins terecht, maar er waren simpelweg ook heel veel jongens en mannen jaloers op Nowa.
Hij was immers een knappe jongen om te zien. Hij was een beetje groter dan zijn vader, bijna net zo breedgeschouderd en ook net zo atletisch.
Hij had blond haar en dezelfde felle groene ogen als zijn moeder. Hij had ook een aantal andere gelaatstrekken van zijn moeder, maar toch leek hij verreweg het meest op zijn vader. Uiteraard hadden hij en zijn zus ook puntige oren, wat zo kenmerkend was voor elfen. Zijn zus leek overigens in alle opzichten sprekend op hun moeder. Zowel qua uiterlijk als karakter was het meisje een evenbeeld van Mira. Ze was lief, zachtaardig en heel edelmoedig. En voor iemand met elfenbloed in zich was ze bovendien verrassend emotioneel, alhoewel dit zonder enige twijfel te danken was aan het zigeunerbloed van haar grootmoeder dat het meisje natuurlijk ook in zich had. Erla, de grootmoeder van de kinderen, was namelijk even emotioneel. Zelfs nu, na meer dan veertig jaar te midden van de elfen te hebben geleefd, was ze nog altijd net zo gepassioneerd als de dag waarop ze Argon leerde kennen.
Heel ver van Vlasdorp, ruim 900 kilometer naar het noorden, liep Erla op dit moment langs de oever van het Nassarimeer. Het enorme meer was naar Paladijn Nassari vernoemd, de legendarische elfenkoning van weleer. Erla kwam wel vaker naar het meer om te wandelen en na te denken. En door de geruchten van wat zich de laatste maanden allemaal had voorgedaan in de Vier Gewesten was ze nogal ongerust over haar dochter en kleinkinderen. Ze had er dan ook bij haar man op aangedrongen dat hij een patrouille elfenwachters erop uit zou sturen om naar hen op zoek te gaan. Uiteraard had Argon haar verzoek maar al te graag ingewilligd. Hij kon niet snel nee zeggen tegen zijn vrouw. Zelfs nu ze binnen een paar weken haar tweeënzestigste verjaardag zou vieren, was Erla nog altijd een bijzonder mooie vrouw. Ze was klein van stuk en haar eens gitzwarte haar was inmiddels zilvergrijs geworden, maar ze had nog altijd een mooi, gaaf gezicht. En haar grote, zwarte ogen waren nog net zo helder en hypnotiserend als toen Argon Nassari haar leerde kennen. Het waren die mooie ogen die de koning der elfen het eerst waren opgevallen en waar hij zichzelf al heel snel in zou verliezen.
De normaliter zo gedisciplineerde elf was als een blok graniet gevallen voor de knappe zigeunerin. Erla was immers ontzettend verleidelijk met haar mooie, grote ogen, gave gezicht en vrouwelijke rondingen. In eerste instantie zag men er in Rivan geen kwaad in. Dergelijke affaires kwamen wel vaker voor tussen elfen en mensen. Maar na de eerste paar hartstochtelijke dagen werd het al snel duidelijk dat dit meer was dan een kortstondig avontuurtje. Er volgden voorzichtige protesten vanuit de raad der ouderen, maar Argon wuifde alle bezwaren weg. De koning was ondertussen zo verliefd op Erla dat hij brak met de traditie van zijn trotse volk. Nog datzelfde jaar trouwde hij met de mooie zigeunerin.
Voor de jonge vrouw was het in het begin heel moeilijk om zich aan te passen aan de gebruiken en levensstijl van de elfen. En het duurde ook een hele tijd eer de elfen gewend waren aan het idee dat iemand van buitenaf naast hun koning op de troon zat, maar uiteindelijk wist de charmante jonge zigeunerin vrijwel iedereen voor zich te winnen. Door hun huwelijk werd ook de omgang met het mensenras langzaam maar zeker weer wat aangehaald en de jonge koningin introduceerde door de jaren heen ook meerdere feestdagen in het elfenrijk. In gedachten verzonken ging Erla op het gras aan de oever van het meer zitten. Ze dacht terug aan vroeger en er verscheen een glimlach op haar gezicht. Ze ging op haar rug liggen en keek naar de wolken die hoog boven haar traag voorbijdreven. Ze deed haar ogen dicht en droomde weg. Lissan en Ilyas, twee van de in totaal twintig koninklijke lijfwachten die over haar veiligheid moesten waken, stonden op een afstandje naar haar te kijken.
“Waar zou ze over dromen?” “Ik weet het niet Ilyas, maar ik weet wel dat ze zich zorgen maakt over haar kleinkinderen.” Plotseling werd het ijskoud en de elfen keken verschrikt om zich heen. Het vrolijke gezang van de vogels en het getjilp van de krekels verstomde. Lissan en Ilyas renden naar de koningin en ook de andere elfenwachters haastten zich naar de oever waar Erla lag te slapen. Toen werd het donker, alsof er een grote donkere wolk voor de zon schoof. Maar toen ze omhoogkeken, zagen ze echter dat de hemel gevuld was met grote zwarte wezens. “Wat zijn dat voor een vogels?” “Dat zijn geen vogels, dat … dat zijn draks!!” Plotseling maakte een aantal van de wezens zich los van de zwerm. “Ze komen op ons af!” De grote reptielachtige vogels kwamen inderdaad pijlsnel recht op het groepje elfen afgevlogen. Lissan riep naar de koningin dat ze wakker moest worden. Erla opende haar ogen en keek verschrikt om zich heen. “Majesteit! We worden aangevallen door draks!” De koningin keek omhoog en zag een stuk of tien van de grote zwarte wezens op zich afkomen. Ilyas pakte zijn boog en schoot een pijl af op de voorste drak. De pijl ketste echter gewoon af op de dikke, leerachtige huid. “Schieten heeft geen nut van deze afstand. Wacht tot ze dichterbij zijn!” Alle elfen hadden inmiddels hun boog in de hand. “Ze komen nu wel erg dichtbij!” De koningin werd inmiddels helemaal door haar wachters omringd.
“Nu!” Alle elfen schoten op de voorste draks en twee dieren vielen met meerdere pijlen door hun schedel naar beneden. Drie andere raakten gewond en stortten op de grond en in het meer. De elfen hadden ondertussen al een tweede en sommige zelfs een derde pijl afgeschoten. Er werden nog drie dieren gedood en twee andere werden ernstig verwond. Twee van de draks stortten zich nu op de elfen en ze konden de draakachtige dieren maar nauwelijks ontwijken. Onmiddellijk verruilden de elfen hun bogen voor lansen en gingen ze op de grote reptielachtige vogels af.De elfen hadden hen volledig omsingeld en vielen onophoudend, beurtelings aan. Al gauw hadden de draks er genoeg van. Schril krijsend vlogen ze de lucht in en verdwenen in de verte. “Koningin we kunnen maar beter terug naar de veiligheid van het paleis gaan.” Erla knikte ietwat afwezig. Ze was toch een beetje van haar stuk gebracht door de aanval van daarnet. De koningin en haar wachters liepen zo snel als ze konden naar hun paarden en even later waren ze in volle galop op weg naar Rivan. “Ik wil wel dat de lijken van die smerige wezens worden verbrand.” “Dat komt goed majesteit. Ik zal straks met een aantal wachters teruggaan. Nu moeten we er eerst voor zorgen dat u in veiligheid bent.”
Nowa en Nayomi, de kleinkinderen van de koningin, hoefden zich gelukkig geen zorgen te maken over draks, maar er waren echter genoeg andere gevaren waar ze rekening mee moesten houden. Ze wandelden nog altijd op de grote bosweg die evenwijdig aan de rivier De Vlas liep. Onder het dichte bladerdak was het relatief koel en waren ze ook veilig voor spiedende ogen vanuit de lucht. De kinderen waren zich echter heel goed bewust van de gevaren die schuilgingen in deze bossen. Er leefden namelijk allerlei roofdieren en sommige van deze carnivoren vormden ook voor mensen en elfen een serieus gevaar. Gelukkig lieten zelfs de grootste van hen zich maar zelden aan de reizigers op de bosweg zien. Dat nam echter niet weg dat de reizigers maar beter op hun hoede konden zijn. Toch waren roofdieren niet eens het grootste gevaar in deze contreien. Nee, het grootste gevaar vormden wellicht de rivierpiraten. Mica had zijn kinderen er dan ook nadrukkelijk voor gewaarschuwd om de rivier in de gaten te houden en hij had hen ook geadviseerd om niet te dicht bij de rivieroever te overnachten. Het liep inmiddels tegen het einde van hun eerste reisdag en het was al behoorlijk donker geworden. Het was nog altijd lekker warm en er was geen wolk aan de lucht te bespeuren. “We zullen maar eens langzaam voor een slaapplek gaan uitkijken.” “Ja, maar we hoeven de tent niet op te zetten, of wel?” Nowa schudde zijn hoofd. “Dat hoeft inderdaad niet.” Even later hadden de kinderen een mooi plekje gezien. Ze liepen een aantal meter het bos in en spreidden elk hun slaapzak uit. Nowa maakte een kampvuurtje, zodat Nayomi wat soep kon opwarmen. De kinderen aten rustig hun tomatensoep op en daarna bleven ze nog een hele tijd vertellen. Toen gingen ze op hun slaapzak liggen en Nayomi probeerde een geeuw te onderdrukken. De tweeling had die dag een behoorlijke afstand afgelegd en slechts twee keer ee halfuurtje gepauzeerd. Ze waren daarom behoorlijk moe en vielen al snel in slaap. Zelfs Nowa, die nog weleens moeite had om in slaap te geraken, was nu slechts enkele minuten na zijn zus ingedommeld. Nayomi had die dag overigens wel wat vaker of langer willen rusten, maar haar broer wilde zo snel mogelijk Rivan bereiken.
De jongen was namelijk heel erg gesteld op zijn grootvader en diens zoon: prins Aron. Aron was altijd al als een broer voor Nowa geweest. De jongens hadden in het verleden heel wat kwajongensstreken uitgehaald. Nowa kon dan ook niet wachten, om zijn oom weer te zien. De avond verliep rustig en ging langzaam over in de nacht. Het kampvuur was al lang uitgegaan en de tweeling lag vredig te slapen. In Vlasdorp kon hun vader echter de slaap niet vatten. Hij staarde door het open raam naar de stralende sterrenhemel en vroeg zich af of zijn zoon ook niet kon slapen. Vast wel dacht hij bij zichzelf. Hij wist namelijk maar al te goed hoe vermoeiend de voetreis naar Rivan kon zijn. En zeker nu, met dit warme weer. Het duurde nog lang eer hij in slaap viel en hij werd de volgende ochtend dan ook pas laat wakker. Hij wreef de slaap uit zijn ogen, rekte zich langzaam uit en stond op. Beneden in de keuken hoorde hij zijn vrouw zingen. Mira was altijd opgewekt en ook deze morgen was dat niet anders. Toen ze haar man de trap af hoorde komen, liep ze meteen naar hem toe en gaf hem een dikke kus. “Eindelijk wakker schat?” Mica wilde antwoorden, maar toen hij naar haar keek en die ontwapenende glimlach zag, pakte hij zijn vrouw vast en omhelsde haar innig. “Ik hoop dat ik er goed aan heb gedaan om niet zelf achter de kinderen aan te gaan.” Mira keek haar man even aan en schudde haar hoofd. “Ik weet zeker dat ze veilig zullen zijn bij de mysticus. En heb je Noss gisteren eens goed bekeken?” Mica knikte instemmend. “Ja, ik weet het lieverd. Je zult vast wel gelijk hebben.” Mira glimlachte. “Dat hoor ik ook niet zo vaak uit jouw mond komen.” Haar man glimlachte nu ook. “Tja, ik kan het ook niet helpen dat ik vaker gelijk heb dan jou.” Mira gooide haar armen theatraal de lucht in, alsof ze een hogere macht om hulp vroeg. Toen keek ze haar man lachend aan. “Ik ga een lekker ontbijtje voor ons klaarmaken.” Hierop liep ze terug naar de keuken en ging aan de slag. Nowa en Nayomi hadden inmiddels alweer de nodige kilometers afgelegd. De tweeling was die ochtend heel vroeg wakker geworden en na een eenvoudig ontbijt, dat bestond uit brood, kaas en melk, waren ze meteen weer op pad gegaan. De kinderen hadden heerlijk geslapen en waren goed uitgerust. Vol goede moed liepen ze wederom een paar uur stevig door, zonder te rusten of hun pas in te houden. Ze hadden al bijna vijf uur gelopen en waren druk aan het vertellen toen Nayomi plotseling stil bleef staan. Nowa hield nu ook halt en keek achterom naar zijn zus. “Wat is er Nana? Heb je honger of ben je moe? Zullen we even gaan pootjebaden in de rivier en wat eten?” Het meisje reageerde echter niet. Ze zette grote ogen op en Nowa zag duidelijk dat ze bang was.
“Wat is er zusje?” Toen wees ze in de richting van de rivier. Haar broer volgde haar hand en keek nu ook naar het water. Vrijwel onmiddellijk zag hij wat zijn zus zo had laten schrikken en meteen ging hij op zijn hurken zitten en trok Nayomi met zich mee. De jongen liep gehurkt richting het bos en gebaarde zijn zus hem te volgen. Toen ze eenmaal in de beschutting van de bomen waren, stond hij weer op. “Ik ga even een kijkje nemen van wat dichterbij. Blijf jij maar hier zus.” “Zou je dat wel doen Nono? Je weet wat vader heeft gezegd.” Nowa keek zijn zus even vriendelijk aan, gaf haar een knuffel en liep vervolgens op zijn hurken in de richting van de rivier. Toen hij dichterbij kwam liet hij zich op zijn knieën zakken en kroop toen verder naar een grote bessenstruik. Voorzichtig duwde hij de struik wat uit elkaar. Hij had nu een duidelijk zicht op de rivier. Hij zag wat verderop een kleine rivierschuit en drie ruig uitziende mannen die op het dek zaten. De mannen waren één of andere pap of brij aan het eten en één van hen liet zo’n harde boer dat Nowa het zelfs op die afstand nog duidelijk kon horen. Op dat moment zag de jongen een vierde figuur op het dek verschijnen. Het was een meisje, waarschijnlijk nog wat jonger dan hemzelf. Ze had een zwarte ketel in haar hand en vroeg zo te zien iets aan de mannen. Die negeerden haar echter volledig. De man die de harde boer had gelaten, hield zijn kom nu omhoog en het meisje vulde hem opnieuw met het goedje uit de ketel. Vervolgens ging ze in een hoekje zitten en begon zelf ook gulzig te eten. Nowa had genoeg gezien en baande zich voorzichtig een weg terug naar zijn zus. “Gelukkig, daar ben je weer. En?” De jongen pakte zijn bagage op en nam zijn zus bij de hand. “Kom Nana, we gaan een stuk door het bos.” Hij stopte echter alweer snel en keek het meisje aan. “Ik denk dat het rivierpiraten zijn” Nayomi keek haar broer geschrokken aan maar zei niets. Toen liepen ze stilletjes verder. Na ongeveer vijfhonderd meter gingen ze weer de bosweg op. “We moeten nu even stevig doorstappen. Over een halfuur zullen we wel stoppen om te rusten en wat te eten.” En dus wandelden de kinderen verder en na ruim drie kwartier op een flink tempo te hebben doorgelopen, gingen ze weer van de weg af en liepen het bos in. Toen de kinderen even later met hun rug tegen een dikke boom aan zaten en wat gegeten hadden, deed Nayomi haar ogen even dicht. “Ben je moe?”

Misschien vind je dit ook leuk :

De Saga van de vier gewesten
review:
*verplichte velden